Information über das Wort verzegelen (Niederländisch → Esperanto: sigeli)

Synonyme: bezegelen, zegelen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verzegel(ik) verzegelde
(jij) verzegelt(jij) verzegelde
(hij) verzegelt(hij) verzegelde
(wij) verzegelen(wij) verzegelden
(jullie) verzegelen(jullie) verzegelden
(gij) verzegelt(gij) verzegeldet
(zij) verzegelen(zij) verzegelden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) verzegele(dat ik) verzegelde
(dat jij) verzegele(dat jij) verzegelde
(dat hij) verzegele(dat hij) verzegelde
(dat wij) verzegelen(dat wij) verzegelden
(dat jullie) verzegelen(dat jullie) verzegelden
(dat gij) verzegelet(dat gij) verzegeldet
(dat zij) verzegelen(dat zij) verzegelden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
verzegelverzegelt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verzegelend, verzegelende(hebben) verzegeld

Übersetzungen

Deutschsiegeln; versiegeln
Englischseal
Esperantosigeli
Französischsceller
Portugiesischlacrar; selar
Saterfriesischfersiegelje; siegelje
Spanischlacrar; sellar
Tschechischpečetit; zapečetit