Information über das Wort staren (Niederländisch → Esperanto: rigardi fikse)

Synonyme: aanstaren, staren naar, bestaren

WortartVerb
Aussprache/ˈstaːrə(n)/
Trennungsta·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) staar(ik) staarde
(jij) staart(jij) staarde
(hij) staart(hij) staarde
(wij) staren(wij) staarden
(jullie) staren(jullie) staarden
(gij) staart(gij) staardet
(zij) staren(zij) staarden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) stare(dat ik) staarde
(dat jij) stare(dat jij) staarde
(dat hij) stare(dat hij) staarde
(dat wij) staren(dat wij) staarden
(dat jullie) staren(dat jullie) staarden
(dat gij) staret(dat gij) staardet
(dat zij) staren(dat zij) staarden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
staarstaart
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
starend, starende(hebben) gestaard

Gebrauchsbeispiele

Heer Bommel boog zich voorzichtig uit het venster en staarde in de duisternis.

Übersetzungen

Deutschstarren; anstarren; starr ansehen
Englischgaze; stare
Esperantorigardi fikse; fiksrigardi
Italienischfissare
Saterfriesischgluupje; gluupoogje; stierje; stöäre
Schwedischstirra
Thaiจ้อง; จ้องดู