Information über das Wort renoveren (Niederländisch → Esperanto: renovigi)

Synonyme: vernieuwen, innoveren, hernieuwen

WortartVerb
Aussprache/renoˈverə(n)/
Trennungre·no·ve·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) renoveer(ik) renoveerde
(jij) renoveert(jij) renoveerde
(hij) renoveert(hij) renoveerde
(wij) renoveren(wij) renoveerden
(jullie) renoveren(jullie) renoveerden
(gij) renoveert(gij) renoveerdet
(zij) renoveren(zij) renoveerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) renovere(dat ik) renoveerde
(dat jij) renovere(dat jij) renoveerde
(dat hij) renovere(dat hij) renoveerde
(dat wij) renoveren(dat wij) renoveerden
(dat jullie) renoveren(dat jullie) renoveerden
(dat gij) renoveret(dat gij) renoveerdet
(dat zij) renoveren(dat zij) renoveerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
renoveerrenoveert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
renoverend, renoverende(hebben) gerenoveerd

Übersetzungen

Dänischforny; renovere
Deutscherneuern; renovieren
Englischrenovate
Esperantorenovigi; novigi
Französischreconduire; renouveler
Lateinrenovare; reparare
Portugiesischrenovar
Rumänischînnoi
Saterfriesischnäimoakje
Thaiต่อ