Information über das Wort verouderen (Niederländisch → Esperanto: maljuniĝi)

WortartVerb
Aussprache/vəˈrɑu̯ərə(n)/
Trennungver·ou·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verouder(ik) verouderde
(jij) veroudert(jij) verouderde
(hij) veroudert(hij) verouderde
(wij) verouderen(wij) verouderden
(jullie) verouderen(jullie) verouderden
(gij) veroudert(gij) verouderdet
(zij) verouderen(zij) verouderden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) veroudere(dat ik) verouderde
(dat jij) veroudere(dat jij) verouderde
(dat hij) veroudere(dat hij) verouderde
(dat wij) verouderen(dat wij) verouderden
(dat jullie) verouderen(dat jullie) verouderden
(dat gij) verouderet(dat gij) verouderdet
(dat zij) verouderen(dat zij) verouderden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verouderend, verouderende(zijn) verouderd

Gebrauchsbeispiele

Maar ja, heksen verouderen snel.

Übersetzungen

Deutschveralten; alt werden; älter werden
Englischage
Esperantomaljuniĝi
Saterfriesischferallerje