Synonym: Wortart Verb Aussprache /ˈklovə(n)/ Trennung klo·ven Konjugation
Indikativ Präsens Präterium (ik) kloof (ik) kloofde (jij) klooft (jij) kloofde (hij) klooft (hij) kloofde (wij) kloven (wij) kloofden (jullie) kloven (jullie) kloofden (gij) klooft (gij) kloofdet (zij) kloven (zij) kloofden Konjunktiv Präsens Präterium (dat ik) klove (dat ik) kloofde (dat jij) klove (dat jij) kloofde (dat hij) klove (dat hij) kloofde (dat wij) kloven (dat wij) kloofden (dat jullie) kloven (dat jullie) kloofden (dat gij) klovet (dat gij) kloofdet (dat zij) kloven (dat zij) kloofden Imperativ Einzahl/Mehrzahl Mehrzahl kloof klooft Partizipien Präsenspartizip Perfektpartizip klovend, klovende (hebben) gekloofd
Deutsch | spalten |
---|---|
Englisch | cleave |
Esperanto | klivi |
Färöerisch | klúgva |
Spanisch | exfoliar |