Information über das Wort intrigeren (Niederländisch → Esperanto: intrigi)

Synonyme: bekonkelen, konkelen, kuipen

WortartVerb
Aussprache/ɪntriˈɣerə(n)/
Trennungin·tri·ge·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) intrigeer(ik) intrigeerde
(jij) intrigeert(jij) intrigeerde
(hij) intrigeert(hij) intrigeerde
(wij) intrigeren(wij) intrigeerden
(jullie) intrigeren(jullie) intrigeerden
(gij) intrigeert(gij) intrigeerdet
(zij) intrigeren(zij) intrigeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) intrigere(dat ik) intrigeerde
(dat jij) intrigere(dat jij) intrigeerde
(dat hij) intrigere(dat hij) intrigeerde
(dat wij) intrigeren(dat wij) intrigeerden
(dat jullie) intrigeren(dat jullie) intrigeerden
(dat gij) intrigeret(dat gij) intrigeerdet
(dat zij) intrigeren(dat zij) intrigeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
intrigeerintrigeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
intrigerend, intrigerende(hebben) geïntrigeerd

Gebrauchsbeispiele

Wat mij intrigeert is de reden waarom je dat baantje zelf niet neemt.
Een ander feit intrigeerde Morane ook.
Maar je moet toegeven dat het erg intrigerend was en ik was nog jong.
Het is een intrigerende jonge vrouw.
Om je de waarheid te zeggen, intrigeert deze kwestie me wel.

Übersetzungen

DeutschRänke anzetteln; intrigieren; Ränke schmieden; heimlich arbeiten
Englischintrigue; scheme; connive
Esperantointrigi
Finnischjuonitella
Französischintriguer
Katalanischintrigar
Portugiesischenredar; intrigar
Saterfriesischintrigierje
Spanischintrigar; tramar