Information über das Wort wegglijden (Niederländisch → Esperanto: forgliti)

Synonyme: ontglippen, uitschieten, wegglippen

WortartVerb
Aussprache/ˈʋɛxlɛi̯də(n)/
Trennungweg·glij·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) glij weg, glijd weg(ik) gleed weg
(jij) glijdt weg(jij) gleed weg
(hij) glijdt weg(hij) gleed weg
(wij) glijden weg(wij) gleden weg
(jullie) glijden weg(jullie) gleden weg
(gij) glijdt weg(gij) gleedt weg
(zij) glijden weg(zij) gleden weg
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) wegglijde(dat ik) wegglede
(dat jij) wegglijde(dat jij) wegglede
(dat hij) wegglijde(dat hij) wegglede
(dat wij) wegglijden(dat wij) weggleden
(dat jullie) wegglijden(dat jullie) weggleden
(dat gij) wegglijdet(dat gij) weggledet
(dat zij) wegglijden(dat zij) weggleden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
glij weg, glijd wegglijdt weg
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
wegglijdend, wegglijdende(zijn) weggegleden

Gebrauchsbeispiele

Hij had het koud, zodat hij vermoedde dat zijn dekens weggegleden waren.
Hij keek toe hoe de levensgevaarlijke slang weggleed en ging toen met een armvol dode takken naar de auto terug.

Übersetzungen

Deutschfortgleiten; davongleiten
Esperantoforgliti