Sinonieme: de kraaienmars blazen, de pijp aan Maarten geven, doodgaan, de geest geven, heengaan, het loodje leggen, ontslapen, verscheiden, versmachten, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen, de pijp uit gaan, de laatste adem uitblazen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɛrvə(n)/ |
---|
Afbreking | ster·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) sterf | (ik) stierf |
(jij) sterft | (jij) stierf |
(hij) sterft | (hij) stierf |
(wij) sterven | (wij) stierven |
(jullie) sterven | (jullie) stierven |
(gij) sterft | (gij) stierft |
(zij) sterven | (zij) stierven |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) sterve | (dat ik) stierve |
(dat jij) sterve | (dat jij) stierve |
(dat hij) sterve | (dat hij) stierve |
(dat wij) sterven | (dat wij) stierven |
(dat jullie) sterven | (dat jullie) stierven |
(dat gij) stervet | (dat gij) stiervet |
(dat zij) sterven | (dat zij) stierven |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
sterf | sterft |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
stervend, stervende | (zijn) gestorven |
Ik dacht dat we stierven van het lachen.
Als ik sterf kan ik geen andere goede daad noemen dan dit ene voorval en ik doe er geen afstand van.
En als jij nu als eerste sterft?
Men zegt dat zij nooit meer opgewekt was en na korte tijd stierf.
Met zijn jonge vrouw reed Robert naar Normandië, waar hij hoorde dat zijn vader gestorven was maar dat zijn moeder nog leefde.
U hebt me niets gedaan en bovendien bent u toch al stervende.
Ik moest een verschrikkelijke dood sterven!