Informasie oor die woord collega (Nederlands → Esperanto: kolego)

Sinoniem: ambtgenoot

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/kɔˈleɣa/
Afbrekingcol·le·ga
Geslagmanlik
Meervoudcollega’s

Voorbeelde van gebruik

U weet allen dat onze collega een zonderling is.
Men kende de voorzitter goed genoeg om te weten dat hij zijn collega’s niet zou lastig vallen als hij daar geen belangrijke reden voor had.
In de kajuit achter hem zag hij twee anderen, waarschijnlijk zijn collega’s, verstard aan een tafel zitten waar kaarten op lagen.

Vertalinge

Afrikaanskollega
Deenskollega
DuitsAmtsbruder; Amtsgenosse; Genosse; Kollege
Engelscolleague; counterpart
Esperantokolego
Faroëeslagsbróðir; starvsbróðir
Franscollègue
Italiaanscollegio; collega
Katalaanscol·lega
Latyncollega
Papiamentskolega
Roemeenscoleg
SaterfriesAmtsbruur; Genosse; Kollege
Spaanscolega
Sweedskollega
Tsjeggieskolega
Turksmeslekdaş
Wes‐Friesamtgenoat; kollega