Informatie over het woord (Afrikaans → Esperanto: havi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɦɛː/
Afbreking

Vervoeging

Tegenwoordige tijdVerleden tijd
hethad, hê gehad
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hebbendegehad

Voorbeelden van gebruik

Die egpaar het twee seuns.
Hy wil Leila !
Hy het ’n jonger broer en suster.

Vertalingen

Engelshave
Esperantohavi
Nederduitshebben
Nederlandshebben
Schotshae
Westerlauwers Frieshawwe